Wanneer je positief in het leven staat, ben je gelukkiger. Je hebt mensen bij wie het glas halfvol is en mensen bij wie het glas halfleeg is. Met het glas halfvol bekijk je situaties op een positieve manier. Wanneer het glas halfleeg is, focus jij je juist op de meer negatieve kanten van een situatie. Hoe kan jij ervoor zorgen dat jouw halflege glas halfvol wordt? Oftewel: hoe kan jij jezelf triggeren om de optimist in jezelf vaker naar boven te halen?
Optimist vs. pessimist
Mensen die optimistisch zijn, staan positiever in het leven. Ze verwachten goede uitkomsten, ook wanneer het moeilijk wordt. Ze gaan dan probleemgericht aan het werk om zo de moeilijkheden aan te pakken. Het is voor een optimist gemakkelijker om vrienden te maken. Mensen gaan liever om met een persoon die een positieve levenshouding heeft, dan met mensen die vooral negatief zijn. Mensen worden zelf ook sneller optimistisch wanneer ze met een positief ingesteld persoon omgaan. Ook op lichamelijk vlak is optimisme een stuk beter voor je. Je voelt je gezonder, kunt beter tegen stress, hebt je emoties beter onder controle en leeft aanzienlijk langer dan pessimisten.
Pessimisten zien het glas vaker halfleeg, dan halfvol. Ze gaan vaker uit van het negatieve, dan van het positieve. Dat kan komen door stress, slecht slapen of niet gelukkig zijn. Het kan zijn dat je jezelf herkent in kenmerken van een pessimist. Dan is er goed nieuws voor jou! Je kan optimisme namelijk ontwikkelen. Dit houdt in dat je kan leren om meer door de bril van een optimist naar situaties te kijken.
Hersenen en genen
Hoe komt het dat de een optimistischer in het leven staat dan de ander? Zo’n 40% van dit optimisme wordt door omstandigheden bepaald, 10% door gedrag en maar liefst 50% door aanleg. Jarenlang hebben we binnen de psychologie en biologie gedacht dat aanleg iets is dat vaststaat en onveranderbaar is, maar is dit wel zo? Epigenitica is de wetenschappelijke studie die zich hiermee bezig houdt. Hiermee wordt naar het effect van genen op een mens gekeken.
“Je hebt meer invloed op de ontwikkeling van je genen dan je denkt!”
Zo heb je bijvoorbeeld een eeneiige tweeling. Zij hebben dezelfde genen, maar toch wordt de één depressief en de ander niet. Hoe is dit te verklaren? Het kan zijn dat door een onprettige ervaring -bijvoorbeeld een scheiding- er een aanpassing is ontstaan in hersenen en genen waardoor de persoon meer of minder gevoelig wordt voor een depressie. De ander kan dan wel dezelfde genen hebben, maar als zijn opgedane ervaringen niet prettig zijn tast dit de hersenen en de genen aan. Hierdoor ontstaat er in dit geval gevoeligheid voor iets als depressie.
Onze hersenactiviteit hangt nauw samen met onze genen. Onze hersenen hebben een zeer complexe structuur en functie. Deze functie blijft zich gedurende ons hele leven ontwikkelen en verandert mee met de veranderingen in onze genen. Wanneer je net een aantal vervelende situaties hebt ervaren, gaan je genen epigenetisch veranderen. Als je bijvoorbeeld een lange periode stress ervaart, worden de genen die je laten ontspannen uitgezet. Je blijft hierdoor stress houden. Wanneer je de laatste tijd gelukkig bent en veel lacht, worden de genen die je verdrietig maken inactief; hierdoor blijf je optimistisch.
“Wist je dat we ook onze hersenen voor de gek kunnen houden?”
We zijn van nature geneigd om ons te focussen op de negatieve dingen om ons heen. Logisch! In de tijd van de jagers en verzamelaars was negativiteit mogelijk gevaar. We kunnen onze mindset zo aanpassen, dat we onze hersenen het tegenovergestelde laten doen dan wat ze van nature gewend zijn. Door ons op het positieve te focussen, kunnen we onze hersenen als het ware herprogrammeren. Je leert hierdoor om een positieve kijk op situaties te krijgen. Je ziet het glas vaker halfvol.